Doelstellingen

Het project heeft tot doel het stedelijke metabolisme van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te onderzoeken en te analyseren in het kader van één belangrijke sector, met name de bouw, om de creatie van lussen met positieve waarde te identificeren en aan te moedigen en het begrip afval te elimineren. De analyse stelt een opwaartse benadering van het type bottom-up voor: bedoeling is te vertrekken van de analyse van typologieën die representatief zijn voor Brussel, en de resultaten te extrapoleren op gewestelijke schaal. Het onderzoek bestudeert ook de mogelijkheden die worden geboden, om circuits te creëren door de volledige waardeketen van de sector, de technische en juridische aspecten van recuperatie (hergebruik, recyclage) en de impact van het ontwerp op de huidige en toekomstige mogelijkheden om materialen aan het einde van hun levensduur te gebruiken als nieuwe materialen (omkeerbaar ontwerp, Design for Change). Het uiteindelijke doel is de ontwikkeling van een tool om te anticiperen op de lokale materiële hulpbronnen in de vorm van het gebouwenpark en de activiteit van de bouwsector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en deze te plannen en dus op efficiënte wijze te beheren en te exploiteren.

Dit EFRO-project biedt een antwoord op de grote sociaaleconomische uitdagingen (beheer van hulpbronnen, versterking en creatie van circuits, creatie van jobs…) van het Brussels Gewest. Het past in een ruimere benadering voor duurzame ontwikkeling en sluit aan bij de doelstellingen voor circulaire economie die worden aangemoedigd door Europa en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest via het GPCE.

Beschrijving

Het doel van ons project is om aan te tonen dat materialen aan het einde van hun levensduur hulpbronnen zijn en dat hun herintroductie in een cyclisch productieproces een positieve zaak is voor de duurzame ontwikkeling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het jaarlijkse gebruik van materiële hulpbronnen wordt geschat op 16 ton/inwoner voor de EU-27, waarvan een groot deel geïmporteerd wordt. Tegelijk met dit intensieve verbruik en als direct gevolg ervan produceren we jaarlijks 6 ton afval per inwoner in Europa. Hoewel het afvalbeheer steeds efficiënter wordt, blijven deze cijfers maar stijgen. Het stijgende verbruik van hulpbronnen en de toenemende afvalproductie hebben rampzalige gevolgen voor onze ecosystemen. Daarom heeft de Europa 2020-strategie een stappenplan ontwikkeld voor “het efficiënte gebruik van hulpbronnen in Europa”, dat doelstellingen vastlegt voor de EU. Dit stappenplan beoogt onder meer tegen 2020 de valorisatie van afval als hulpbron met een preliminair preventief doel: de productie van afval verminderen bij de bron. Een van de voornaamste sectoren die werd geïdentificeerd, is die van de bouw. Ter herinnering : de Europese bouwsector gebruikt ongeveer 40 % van alle ontgonnen grondstoffen en produceert 35 % van al het vaste afval. Afval vormt een onderschatte en weinig benutte bron van materialen.
Bovendien wordt het BHG gekenmerkt door een hoge bevolkingsdichtheid en een sterk verstedelijkt grondgebied, met 56 % bebouwde oppervlakte. Wat de afvalproblematiek betreft, is de bouwsector veruit de grootste afvalproducent in het gewest, met naar schatting 628.000 ton in 2006. Het voornaamste deel daarvan is inert afval (beton, metselwerk, asfalt…), goed voor 96 % in massa van de totale stroom, en het recyclagecircuit bereikt een graad van 80 %. De recyclage betreft echter de productie van aanaardingsmateriaal en onderlagen voor wegeninfrastructuur : het gaat dus om een transformatie van oorspronkelijke materialen waarbij kwaliteitsverlies optreedt, ook “downcycling” genoemd. De minimalisatie van de afvalproductie en het hulpbronnengebruik, en de maximalisatie van de valorisatie door recyclage (met hetzelfde kwaliteitsniveau of “upcycling”) en hergebruik zijn uiterst belangrijk. Dit is een grote uitdaging voor de duurzame ontwikkeling op het Brusselse grondgebied..
Deze studie bekijkt het Brussels Gewest volgens een metabolische benadering (focus op de bouwsector) : ze beschouwt het gebouwenpark als een potentiële materiaalbron en bestudeert de dynamieken van de materiaalstromen veroorzaakt door de nood aan renovatie van het park met tot doel lussen tot stand te brengen voor de valorisatieprocessen voor materialen. Met als basis de theorie van de industriële ecologie en de natuurlijke cycli, moet men materialen aan het einde van hun levensduur beschouwen als hulpbronnen die op cyclische wijze in een productieproces worden geherintroduceerd : afval wordt zo omgevormd tot nieuwe materialen. Doel van het onderzoek is om deze stelling aan te tonen en te ontwikkelen, rekening houdend met alle baten op ecologisch, economisch en sociaal vlak.

Ons project past in een van de belangrijkste circuits die door Europa en het Brussels Gewest werden geïdentificeerd, en zal dus kijken naar alle ecologische, economische en sociale factoren in verband met de cyclus van bouwafval. Drie geïntegreerde benaderingen zullen de overdracht en opkomst van innovaties verzekeren, en tegelijk het stedelijke metabolisme van het BHG verbeteren :

Een innovatieve benadering: via een prospectieve aanpak (inzake gewestelijke materiële hulpbronnen in de vorm van potentieel beschikbare voorraden) van het type bottom-up, dat wil zeggen een analyse die wordt uitgevoerd stroomopwaarts van de circuits voor afvalverwerking en -inzameling (op het niveau van de verschillende gebouwtypes) om de “niches” te identificeren voor de creatie van nieuwe circuits (prospectieve aanpak) en de versterking en ontwikkeling van de bestaande circuits;

Een inclusieve benadering: via de identificatie van nieuwe en geconsolideerde bestaande “niches” voor de creatie van (mogelijk laaggeschoolde) jobs in de sectoren van de verwerking/sortering/inzameling maar ook door de identificatie van tussenpersonen of aanvullende, nog onbestaande actoren (nieuwe profielen : bv. “facilitator/valideerder” die actief is vóór het project met de architect) ;

Een duurzame benadering : door de valorisatie van de op het grondgebied aanwezige materiaalvoorraad om een circulaire economie na te streven. Met deze benadering kan men de exploitatie van de hulpbronnen, de invoer van nieuwe materialen en de af te voeren en te verwerken hoeveelheden afval verminderen. Het voordeel voor het milieu vloeit voort uit de verlenging van de levensduur/de valorisatie van materialen aan het einde van hun levensduur, de creatie van secundaire grondstoffen en de verlaging van de druk op de hulpbronnen…